graphic
In de uitruilwereld dalen de overheidsinkomsten en uitgaven en is er grote werkloosheid. Hoogopgeleide mensen met mogelijkheden en vermogen emigreren naar nieuwe opkomende markten. Mondiale samenwerkingsvormen leiden in Nederland vooral tot een uitstroom van innovatie en creativiteit. Het aantal (vaste) banen daalt en maakt plaats voor projectmatige klussen. Op deze informele arbeidsmarkt ontstaan gezamenlijke collectieven van zelfstandigen zonder personeel. De politie betrekt steeds meer burgers bij haar werk om kosten en baten in balans te houden. Tussen ketenpartners is meer uitwisseling van personeel zodat er balans is tussen zekerheid en flexibiliteit.
De tegenstelling tussen arm en rijk groeit, er is veel onzichtbare armoede bijvoorbeeld onder de groep zelfstandigen zonder personeel. Er is een tendens van zelfvoorziening in voedsel, energie en zorg. Hiertoe vormen zich kleine communities. Ook de uitruil van expertise en vakmanschap tegen allerlei producten is gangbaar. Mensen komen op de plekken waar werk en handel is. Fysiek in steden en op het platteland, maar ook op digitale handelspunten. De reputatie van de leverancier is heel belangrijk, de binding van de producent met zijn product is groot. Duurzaamheid staat centraal: in tijden van schaarste en basale technologie is het, uit economisch motief, van belang duurzaam om te gaan met producten.
Er is sprake van een kleinschalige, sociale samenleving met andere zorgverbanden en andere woonvormen. Mensen kennen elkaar en moeten een zichtbare bijdrage leveren aan de gemeenschap. Er is meer vrijwilligerswerk en mantelzorg dan voorheen maar wel binnen de eigen groep in de samenleving (archipelvorming). De groep mensen die moeite heeft mee te komen in de diensteneconomie wordt steeds groter. Deze ontwikkeling maakt de samenleving minder stabiel.
Vanwege de krimpende economie en de toenemende ruilhandel dalen overheidsinkomsten en overheidsbestedingen. De overheid decentraliseert en richt zich voornamelijk op basisvoorzieningen als infrastructuur. De zelfredzame burger vraagt ook steeds minder om een regelende houding van de overheid. Het vertrouwen in overheid en politie is minder van belang nu de samenleving zelfregulerend is.